Op de hellingen van de Côte de Brouilly, waar de zon het gesteente laat glinsteren, groeit een wijnstok met een levendige ziel: Gamay noir met wit sap. Slechts 0,7 hectare groot is deze wijngaard, maar zijn karakter is groots. De bodem bestaat uit metatufs, kwartsieten en metadiorieten—het harde, vulkanische gesteente dat bekendstaat als de “blauwe steen” van de Côte de Brouilly. Hier vinden de wortels houvast in de diepte, en de wijn zijn unieke mineraliteit.
Wanneer de oogst aanbreekt, wordt alles met de hand gedaan. De druiven worden zorgvuldig geplukt, gesorteerd en in kratten van 25 kilo naar de kelder gebracht, zodat hun delicate schil ongeschonden blijft.
Daar begint de magie: een koude koolzuurmaceratie van hele trossen, zonder toevoeging van SO₂, vergist met inheemse gisten gedurende 10 tot 20 dagen, afhankelijk van het oogstjaar. Een handmatige overheveling volgt, waarna het sap zijn laatste druk krijgt van een verticale houten pers—een eerbetoon aan traditie en geduld.
De jonge wijn rust vervolgens 6 tot 9 maanden op de fijne droesem, opnieuw zonder zwavel, in eiken vaten van 228 liter. Hier vindt hij zijn balans: frisheid, structuur en een zachte diepte.
Het resultaat is een wijn die levendig en aantrekkelijk is, met een heldere robijnrode kleur. De neus opent zich met tonen van bosbes, braam en pruim, verleidelijk en delicaat. In de mond is hij vrolijk, speels en drinkbaar, met een lichte body die uitnodigt tot nog een glas. Toch schuilt er onder die charme een zekere ernst — een wijn die, hoe jong ook, mooi kan ouderen.
Een expressie van vulkanische kracht en menselijke zachtheid — een glimlach van de Côte de Brouilly, gevangen in een fles.
Nederlands

